“Het slavernijverleden? Blank en zwart? Het speelt voor mij helemaal niet,” vertelde Stephen. “Maar ik begin te begrijpen: het speelt nog wel. Ik heb het mis.” Deze blanke voorganger had geluisterd naar de verhalen van gekleurde broeders en zusters. Niet alleen hun verhalen, maar ook feiten omtrent die slavernij hadden hem geraakt. ‘Slavernijverleden’ was plots geen abstract begrip meer, of iets uit een ver verleden. De geschiedenis was gaan leven; zoals die geschiedenis nog doorleeft bij veel kleurlingen in de huidige generatie.
Het is op 1 juli 2013, 150 jaar geleden dat de Nederlanders de slavernij hebben afgeschaft. Daarmee was Nederland één van de laatste landen die de slavernij afschaften. In voorbereiding op de herdenking organiseerde GIDSnetwerk Rotterdam een bijeenkomst rondom de vraag: ‘Hoe vieren wij – samen – 150 jaar afschaffing slavernij?’ Het is immers een geschiedenis die we samen delen. Echter de gemiddelde blanke Nederlander heeft weinig weet van dit verleden; het werd (en wordt) amper vermeld in de geschiedenisboeken op scholen. We praten liever over de overwinningen van de zilvervloot. Dit steekt echter de kleurlingen, want de vergaarde rijkdommen hadden een keerzijde, weten zij. Hun voorouders hebben er een hoge prijs voor betaald.
Onrecht
Twaalf tot twintig miljoen mensen zijn onder mensonterende omstandigheden uit Afrika gehaald en naar andere continenten gebracht. Hollandse handelslieden hebben een grote rol gespeeld en verdiend aan deze mensenhandel en de exploitatie op de plantages. “Ik ben opgegroeid met de verhalen,” verteld ex-politica Kathleen Ferrier tijdens een gesprek. Haar vader had als gouverneur en later als eerste president van Suriname een verbindende rol in het land. Bij doorvragen over de slavernijverhalen, gaat ze verder. “Een bekend verhaal is van de jonge slavin, waarbij de borsten werden afgesneden. De vrouw van de slaveneigenaar was jaloers omdat haar man teveel naar de slavin zou kijken. Zij serveerde de borsten ’s avonds aan haar man als avondmaal.” Kathleen vervolgt: “Of de angst van moeders om hun huilende baby’s; als ze teveel huilden konden ze gedood worden. Kijk, die verhalen waren geen gemeengoed, maar ze zeggen wel veel over de verhoudingen van destijds.”
Zo zijn documenten van ene meneer Willie Lynch bekend (het begrip ‘lynchen’ komt hiervandaan). Deze Europeaan reisde de wereld over om plantagehouders te onderwijzen hoe de wil te breken van de zwarte mens. ‘Als je onderling wantrouwen zaait, de man geestelijk (en lichamelijk) breekt, zal de vrouw niet op hem kunnen vertrouwen. Als je mijn aanwijzingen hiertoe opvolgt, zal dit eeuwenlang doorwerken en je economisch profijt bezorgen,’ is de teneur van het document genaamd ‘Let’s make a slave’. Het lot van de tot slaafgemaakte was niet die van een of andere aardige tuinman, mede door zijn donkere huid werd hij maar al te vaak beschouwd als dier. Zijn menselijke waardigheid werd hem structureel ontnomen. Dit alles werd ondersteund en zes tot acht generaties structureel in stand gehouden door regel- en wetgeving. Het is een onrecht aan een grote bevolkingsgroep, die amper wordt benoemd en erkend.
Erkenning
Ook kerk en theologie hebben een bedenkelijke rol gespeeld. “We verstaan de kunst om de Bijbel te laten buikspreken, als het ons zo uitkomt of als er wat te verdienen valt,” zei Klaas van der Kamp tijdens het GIDSevent. Als algemeen secretaris van Raad van Kerken erkende bij met enige schroom op deze bijeenkomst te spreken. Doorleeft en zachtmoedig benoemde hij echter ruiterlijk man met paard. Het raakte harten; bij zowel blank als zwart. Er gebeurd iets als schuld benoemd en erkend wordt, vooral als dit publiekelijk gebeurd door een kerkelijke autoriteit.
“Het gaat niet zozeer om de schuldvraag,” vindt Katheel Ferrier. “Het gaat erom dat we het verleden kennen. Dat we benoemen wat fout was; en dat erkennen.” Zoals er binnen blanke kringen vele meningen zijn over hoe om te gaan met het slavernijverleden, zo leven er nog meer meningen binnen de zwarte gemeenschap. Toch zijn de meesten van de laatstgenoemde groep het er wel over eens dat er weinig tot geen publieke en individuele erkenning is van dit verleden. Slachtoffer zijn is erg, maar om vervolgens geen erkenning te krijgen, maakt het erger. Immers, doordat de Duitsers schuld erkennen, kunnen wij hen langzaamaan weer gaan vertrouwen. Maar als ze dat naziverleden hadden gerelativeerd of gebagatelliseerd? Weggewuifd als ‘de tijdgeest’ en ‘toen was het allemaal anders’? Hoe hadden wij hen dan kunnen gaan vertrouwen?
‘Als je broeder iets tegen je heeft’
Als het verleden niet benoemd en erkend wordt, voedt dit wantrouwen, is dan ook te lezen in een interview over het slavernijverleden met een Surinaamse man in het boek van Mildred Uda-Lede ‘Zoektocht in vrijheid’: “Zolang die erkenning niet plaatsvindt, zal er voor mijzelf altijd een zeker spanningsveld in mijn relatie met mijn witte broeders blijven bestaan. Ik weet uit ervaring in eigen kring dat dit gevoel sterk leeft bij de zwarte man. Hij vertrouwt de witte man niet echt helemaal. Niet omdat er slavernij geweest is, maar meer nog omdat de slavernij niet echt erkend wordt.”
Wout Bouwman van Stichting voor Boete en Verzoening wijst op het Bijbelgedeelte in Mattheus 5, waar gemaand wordt: ‘ Als je broeder iets tegen je heeft, laat je offer dan liggen bij het altaar en maak het eerst in orde. Ga naar hem of haar toe.’ In 2006 voegde Wout zelf woord bij daad. Na jarenlang overleg met Surinaamse geestelijke leiders, ging hij met een ander bestuurslid van Boete en Verzoening naar Paramaribo en naar een groot aantal dorpen in de binnenlanden van Suriname. In het bijzijn van dorpshoofden knielden ze neer om schuld te erkennen en vergeving te vragen. Er werd gehuild, maar ook van blijdschap gelachen. Samen baden ze tot God om zijn verzoenende werk te doen. Over de reis is een boekje voor kinderen geschreven en dit wordt nu op veel lagere Surinaamse scholen in de les gebruikt. (Zie kader).
“Ik reis niet voor mijn plezier,” vertelt Wout, “Mijn vakanties vier ik liever hier in Nederland, maar ik voelde me hiertoe geroepen. Niet iedereen hoeft natuurlijk naar Suriname af te reizen, maar we kunnen wel allemaal meewerken aan verzoening. Velen van ons kennen Surinamers en Antillianen als collega, buur of familielid. Als je merkt dat er enige afstand is, zou je een gesprek kunnen beginnen en voorzichtig navragen of het gevoel van afstand wederzijds is en zo ja, wat de oorzaak is. Zou dit met het slavernijverleden te maken kunnen hebben? Als je kennis hebt over het verleden en er iets over weet, zou je vergeving kunnen vragen. Voor de ander is erkenning van onrecht bevrijdend; hij krijgt het gevoel ‘ik ben niet gek’.”
Spreken en luisteren
Op het GIDSnetwerk event in Rotterdam, bijgewoond door blank en zwart, door veelal leidinggevenden uit kerk, maatschappij en politiek, werd in kleine groepen op een persoonlijke manier gedeeld en geluisterd. Gevoelige zaken konden binnen een veilige omgeving op tafel worden gelegd en besproken worden. Het verbroederde; het verbond. De bijeenkomst was voorafgegaan door het blazen van de bazuin; deze dag viel op het Joods Nieuwjaar, Rosj Hasjana. De bazuin werd geblazen om Gods zegen te vragen. Die zegen bleek ook haast tastbaar aanwezig.
Ons slavernijverleden, een delicaat en gevoelig onderwerp. Een geschiedenis – niet ver weg – maar juist door onze gekleurde buren, collega’s en familieleden dichtbij gekomen. Door de Raad van Kerken is het thema op de kerkelijke agenda gezet. Ook evangelische en charismatische groepen bezinnen zich hoe naar 1 juli toe te leven. De zet is echter aan ons allen: op de werk-, kerk- en buurtvloer. Als kerk en christen kunnen we hier een voortrekkersrol in vervullen. ‘Kerkelijk excuus slavernij moet ook beleefd worden,’ kopte het Nederlands Dagblad in een interview naar aanleiding van de bijeenkomst. Het is genade van God als onze ogen open gaan voor de pijn van de ander. Het is pijnlijk en ook tegelijk bijzonder als dat gedeeld kan worden. Dan kan het gaan leven, zoals bij Stephen, die het hart van een broeder had gehoord en met een blij gezicht in verwondering kon zeggen: “Het speelt nog; ik had het mis!”
Dit artikel is geplaatst in Charisma (oktober 2012) en in bijgewerkte versie in Opwekking Magazine (voorjaar 2013)
Reageer